Embryogenese

In de wereld van vandaag speelt Embryogenese een fundamentele rol in verschillende aspecten van de samenleving. Van de impact ervan op de economie tot de invloed ervan op cultuur en politiek, Embryogenese is op verschillende gebieden het onderwerp geweest van analyse en debat. In de loop van de tijd is de belangstelling voor Embryogenese gestaag toegenomen, en de relevantie ervan blijft vandaag de dag een hot topic. In dit artikel zullen we verschillende perspectieven en benaderingen met betrekking tot Embryogenese verkennen, met als doel het belang ervan grondig te onderzoeken en de rol ervan in ons dagelijks leven te begrijpen.

Embryogenese bij de mens
Gastrulatie bij de mens

De embryogenese is de ontwikkeling van de bevruchte eicel van een dier tot een embryo. Het embryo kan in de moeder, een eikapsel of eierschaal zitten. Bij de mens en de aap duurt de embryogenese gerekend vanaf de postmenstruele leeftijd ongeveer negen weken of zeven weken vanaf de bevruchting, waarbij de zygote middels klievingen zich ontwikkelt van embryo tot foetus. Bij paarden en schapen omvat deze periode gerekend vanaf de conceptionele leeftijd 40 dagen. Bij het konijn gerekend vanaf de postmenstruele leeftijd 18 dagen, de rat 13 dagen en de muis 9 dagen. Bij de Aziatische olifant en de bosolifant duurt de embryogenese gerekend vanaf de postmenstruele leeftijd 100–120 dagen. De embryogenese bij de zebravis duurt 24 uur en bij de banenenvlieg 21 tot 24 uren gerekend vanaf de bevruchting.

De stadia die in de embryogenese worden onderscheiden zijn achtereenvolgens zygote, morula (het vroegste embryonale stadium), blastula en bij gewervelden vervolgens de blastocyste, gastrulatie, neurulatie en, na de eerste periode van groei, de organogenese.

Stadia van de embryogenese

Zygote

Zie Zygote voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De zygote of bevruchte eicel is de eerste ontwikkelingsfase, direct na de versmelting van een eicel met een zaadcel (de bevruchting).

Morula

Zie Morula voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Vanuit de zygote vormt zich, door klieving (celdeling) de morula, een celklompje dat bestaat uit 16 tot 32 kleine diploïde cellen. Tijdens deze eerste ontwikkelingsfase neemt het embryo niet in volume toe. In de gevormde morula treedt de eerste celdifferentiatie op. De cellen binnen het klompje gaan het uiteindelijke embryo zelf vormen, de embryoblast, onder te verdelen in epiblast en hypoblast. De cellen die aan het oppervlak liggen, gaan de vruchtvliezen en placenta vormen, de trofoblast.

Verschillende stadia van de neurulatie

Blastula

Zie Blastula voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het stadium van de blastula onderscheidt zich van de morula omdat zich in het embryo een holte heeft gevormd, de blastocoel. De kant waar de cellen zitten die de embryoblast gaan vormen, is de embryonische pool, de andere zijde de ab-embryonische pool. De trofoblast differentieert zich in cytotrofoblast en syncytiotrofoblast. Bij aankomst in de uterus nestelt het embryo zich in het endometrium. Het syncytiotrofoblast maakt het hormoon hCG (humaan choriongonadotrofine) aan dat het corpus luteum (gele lichaam) in stand houdt en zo indirect de aanmaak van het hormoon progesteron stimuleert.

Blastocyste

Zie Blastocyste voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De blastocyste is bij de meeste zoogdieren (buideldieren en hogere zoogdieren) het vervolg op de blastula.

Bij zoogdieren, waarbij implantatie (innesteling) in de baarmoeder moet plaats vinden, bevinden de cellen die het eigenlijke embryo zullen gaan vormen zich in de zogeheten embryoblast of binnenste celmassa (Inner Cell Mass (ICM)), een klompje cellen dat zich excentrisch in de blastocyste bevindt en dat vanaf dan embryoblast heet. De rest van de blastocyste, trofoblast genaamd, vormt extra-embryonaal weefsel zoals de placenta (moederkoek) en het amnion (vruchtvlies), dat nodig is voor de implantatie. Deze laag omringt de embryoblast of binnenste celmassa en een met vloeistof gevulde holte die bekend staat als de blastocoel. In de late blastocyste staat het trofectoderm bekend als de trofoblast. Uit de trofoblast ontstaan het chorion en het amnion, de twee foetale membranen die het embryo omringen. De placenta is afgeleid van het embryonale chorion (het deel van het chorion dat villi ontwikkelt) en het onderliggende baarmoederweefsel van de moeder.

Gastrulatie

Zie Gastrulatie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Tijdens de gastrulatie wordt uit de tweelagige structuur die het embryo nu heeft een drielagig kiemblad gevormd. Dit proces begint met de vorming van de primitiefstreep (bij zoogdieren en vogels) of blastopore (oermond bij amfibieën). Via de primitiefstreep stulpen zich cellen van het epiblast naar binnen. De eerste golf cellen vormen samen met de cellen van de hypoblast het endoderm. De tweede golf vormt een derde laag tussen het endoderm en het ectoderm dat wordt gevormd uit de epiblast, het mesoderm. Mesenchymatische stamcellen zorgen voor het mesoderme deel van de gastrula. Zodra de kiemlagen worden gevormd, begint het proces van orgaanontwikkeling of organogenese.

Neurulatie

Zie Neurulatie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Neurulatie is het vouwen van de neurale plaat tot de neurale buis. Door invaginatie (instulping) van de neurale plaat vormt zich de neurale groeve met de neurale wallen. Uiteindelijk groeien de buitenste uiteinden van de neurale wallen tegen elkaar aan door snelle klieving van ectodermcellen tot de neurale buis. Een deel van het mesoderm dat tegen de neurale groeve aanligt, het paraxiaal mesoderm, vormt verscheidene somieten. De somieten gaan de spieren, het skelet en de lederhuid vormen. Het deel van het mesoderm dat tussen beide delen paraxiaal mesoderm in ligt, het axiaal mesoderm, vormt in het embryo de chorda, een structuur die zoogdieren delen met andere chordadieren.

Afbeeldingen

Zie ook

Externe links

Referenties

Zie de categorie Embryonic development van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.