Intercellulaire ruimte

In de wereld van vandaag is Intercellulaire ruimte een onderwerp van grote relevantie en discussie geworden. De impact ervan strekt zich uit tot verschillende gebieden, waardoor tegenstrijdige meningen ontstaan ​​en de belangstelling van deskundigen en het grote publiek wordt gewekt. Daarom is het essentieel om ons te verdiepen in de implicaties, oorsprong en gevolgen ervan, om de invloed ervan op verschillende gebieden volledig te begrijpen. In dit artikel worden verschillende perspectieven op Intercellulaire ruimte onderzocht, waarbij de evolutie ervan in de loop van de tijd en de relevantie ervan vandaag de dag worden geanalyseerd. Vanaf de oorsprong tot de impact ervan op de moderne samenleving worden belangrijke aspecten behandeld die de lezer in staat stellen een brede en gedetailleerde visie op dit fascinerende onderwerp te krijgen.

Sterparenchym met grote intercellulaire ruimten van een moerasplant

Een intercellulaire ruimte (ruimte tussen de cellen) ontstaat doordat de wanden van drie of meer aan elkaar liggende plantencellen meestal ongeveer langs de middenlamel vaneen splijten. Als er ook nog andere wandlaagjes worden opgelost noemt men het een schizogene ruimte. Een deel van het opgeloste materiaal wordt dikwijls langs de kanten en in de hoeken weer afgezet als pectinelijstjes of -staafjes. Bij de paardenstaarten verkiezelen ze later. In het bladmoes zitten tussen het palissadeparenchym en het sponsparenchym grote intercellulaire ruimten. De functies van intercellulairen is het transport van vloeistoffen of van gassen en bevordering van de stofwisseling. Dit systeem vindt men bij plantaardig weefsel. Intercellulaire ruimten vormen bij waterplanten luchtholten, waardoor de gasuitwisseling kan plaatsvinden.

Schimmels, zoals het kafjesbruin, dringen een plant onder andere binnen via de intercellulaire ruimten.

Bij klieren worden de intercellulairen gevuld met de door de klieren afgescheiden stoffen.

Bij dieren is de intercellulaire ruimte gevuld met de extracellulaire matrix of bestaat uit het interstitium. De intercellulaire ruimten zijn in het epitheel met ongeveer 25 µm breedte het kleinst. Het bindweefsel bestaat voor het grootste deel uit de intercellulaire matrix.