In de wereld van vandaag is Snuitkevers (superfamilie) een onderwerp geworden dat relevant en interessant is voor een breed spectrum van de samenleving. Of het nu komt door de impact ervan op de populaire cultuur, de politiek, de technologie of het dagelijks leven van mensen, Snuitkevers (superfamilie) is erin geslaagd de aandacht van miljoenen mensen over de hele wereld te trekken. Door de jaren heen is Snuitkevers (superfamilie) het onderwerp geweest van debat, analyse en reflectie, waardoor een grote diversiteit aan meningen en standpunten is ontstaan die de complexiteit en het belang van dit onderwerp weerspiegelen. In dit artikel zullen we de verschillende facetten van Snuitkevers (superfamilie) en de invloed ervan op verschillende gebieden van het moderne leven onderzoeken, met als doel licht te werpen op een onderwerp dat vandaag de dag nog steeds relevant is.
Snuitkevers Fossiel voorkomen: Midden-Jura – heden | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stokroossnuitkever (Rhopalapion longirostre) | |||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Superfamilie | |||||||||||||
Curculionoidea Latreille, 1802 | |||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||
Snuitkevers op Wikispecies | |||||||||||||
|
De snuitkevers (Curculionoidea) zijn een superfamilie van kleine kevers uit de infraorde Cucujiformia. Er zijn ongeveer 97.000 soorten beschreven en benoemd. Het rostrum (de snuit) van een snuitkever is sterk verlengd, en bevat monddelen waarmee de kever zich kan voeden. De monddelen worden vaak gebruikt om tunneltjes te maken in granen. Bij sommige soorten wordt het eerste segment van zijn antennen in het rostrum gevouwen.
Veel snuitkevers worden als ongedierte beschouwd vanwege hun vermogen cultuurgewassen te beschadigen en te doden. De graanklander (Sitophilus granarius) voedt zich met opgeslagen graan. De katoensnuitkever (Anthonomus grandis) tast katoengewassen aan; deze kever legt zijn eieren in katoenbollen en de larven eten hun weg naar buiten. Sommige snuitkevers worden gebruikt als biologisch bestrijdingsmiddel tegen invasieve planten.
Snuitkevers danken de naam aan de soms sterk verlengde kop met de tasters die vaak in het midden of helemaal vooraan zitten. Sommige soorten hebben een minder sterk verlengde snuit (bijvoorbeeld soorten uit de onderfamilie Scolytinae) en er zijn ook kevers uit andere infraorden die een wat verlengde 'snuit' hebben, zodat bij een aantal soorten verwarring kan ontstaan. De lichaamslengte varieert van 0,1 tot 9 cm. Het lichaam is vaak onopvallend gemarmerd, soms juist zeer kleurrijk met metaalglans of bonte vlekken. De antennen zijn meestal samengesteld uit 11 geledingen, die gebogen of geknikt zijn.
Een aantal soorten is zeer berucht om de schade die toegebracht wordt door de vraat aan granen en andere planten die dienen als voedsel voor de mens.
De classificatie van de Curculionoidea is in voortdurende ontwikkeling. In 1999 werd de indeling zoals weergegeven door Alonso-Zarazaga & Lyal de norm. Deze werd in 2002 geactualiseerd. Deze classificatie wordt ook gevolgd in het Europese project Fauna Europaea. In 2007 presenteerden Oberprieler et al. een vereenvoudigde classificatie die bij een deel van de taxonomen gehoor vindt. Oberprieler et al. gaan in hun indeling niet verder dan het niveau van tribus (geslachtengroep) en zijn nog niet normgevend voor de classificatie. Bouchard et al. (2011) geven een goed overzicht van de stand van zaken anno 2011 tot op subtribus niveau, inclusief fossiele taxa. Deze uitwerking is hieronder weergegeven. Voor de volledigheid is onderaan deze taxaboom ook nog de indeling volgens Oberprieler et al. opgenomen.
Enkele soorten zijn:
Bronnen, noten en/of referenties
De delen 10 en 11 van Die Käfer Mitteleuropas vormen het meest volledige determinatiewerk voor de Midden-Europese snuitkevers (Duitstalig). Naast determinatiekenmerken en -sleutels wordt een minimum aan faunistische gegevens vermeld.
De vier delen van Faune de France (Franstalig) vormen een geschikte aanvulling op Freude, Harde & Lohse. Het bereik van snuitkeversoorten verruimt hiermee tot het Middellandse Zeegebied. De faunistische beschrijvingen per soort zijn uitgebreid.
Een deel van Freude, Harde & Lohse is gebaseerd op de publicaties van Lothar Dieckmann. De zeven delen van Dieckmann (Duitstalig) bieden faunistische informatie. De determinatiekenmerken zijn in deze delen gedetailleerder.
Palm presenteert uitstekend illustratiemateriaal met determinatiekenmerken (Deens met Engelse samenvatting per soort). Goenget is bijzonder gedetailleerd op kenmerken en faunistiek (Engelstalig). De moeilijke familie van de Apionidae wordt op een zeer toegankelijke wijze ontsloten.
|