Spijsvertering

In dit artikel verkennen we de fascinerende wereld van Spijsvertering en alles wat dit concept met zich meebrengt. Spijsvertering is een onderwerp dat door de geschiedenis heen de aandacht van talloze individuen heeft getrokken en op verschillende gebieden grote belangstelling en discussie heeft gegenereerd. Door de jaren heen is Spijsvertering geëvolueerd en aangepast aan de veranderingen van de moderne wereld, wat de relevantie ervan in de huidige samenleving aantoont. In dit artikel zullen we de verschillende aspecten en perspectieven met betrekking tot Spijsvertering in detail onderzoeken, met als doel een brede en complete visie op dit opwindende onderwerp te bieden.

Een 17e-eeuwse Perzische prent van het spijsverteringsstelsel
Menselijk spijsverteringsstelsel:
1. mondholte 4. tong 6. speekselklieren 7. ondertongspeekselklier 8. onderkaakspeekselklier 9. oorspeekselklier 10. keelholte 11. slokdarm 12. lever 13. galblaas 14. galkanaal 15. maag 16. alvleesklier 17. ductus pancreaticus (alvleeskliergang) 19. twaalfvingerige darm 20. dunne darm 21. kronkeldarm 22. wormvormig aanhangsel 23. dikke darm 24. colon transversum 25. colon ascendens 26. blindedarm 27. colon descendens 29. endeldarm 30. anus

Spijsvertering of digestie is een fysiologisch proces, waarbij ingenomen voedsel (spijs) met mechanische en biochemische middelen wordt verwerkt tot stoffen die door het lichaam kunnen worden opgenomen.

Beschrijving

Het ingenomen voedsel is in die vorm zelden geschikt voor direct gebruik door de lichaamscellen. De spijsvertering zet voeding om in voor de lichaamscellen bruikbare stoffen, waar ze via stofwisseling worden verwerkt tot lichaamseigen stoffen.

De in de voeding aanwezige polysachariden, met name zetmeel en cellulose (bij herbivoren), worden tijdens de spijsvertering afgebroken tot de monosacharide glucose. De glucose wordt, opgelost in het bloedplasma, via de bloedbaan naar de cellen in de verschillende weefsels vervoerd. In de weefselcellen wordt glucose omgezet in energie, overtollige glucose wordt tijdelijk opgeslagen als glycogeen in de lever en de spieren. Eiwitten en vetten worden tijdens de spijsvertering eveneens via hydrolyse tot hun bouwstenen afgebroken (aminozuren voor eiwitten, o.a. vetzuren voor vetten). Na transport via het bloed (opgelost in het bloedplasma) worden deze bouwstenen in de cellen gebruikt voor de aanmaak van lichaamseigen stoffen als eiwitten (eiwitsynthese), vetten, hormonen.

Voordat het bloed met de voedingsstoffen, vanuit de haarvaten in de darmwand, de bloedbaan bereikt, passeert het via de leverpoortader eerst de lever. In de levercellen begint de stofwisseling: omzetting van fructose en galactose in glucose; tijdelijke opslag van een teveel aan glucose als glycogeen; tijdelijke opslag van vetten; bewerking (transaminering) van een deel van de uit de spijsvertering aangevoerde aminozuren.

Spijsverteringskanaal

Het spijsverteringskanaal omvat buizen en lichaamsholten waarbinnen het spijsverteringsproces plaatsvindt. In het maag-darmkanaal wordt het voedsel (de spijsbrij) voortgestuwd en knedend gemengd met de spijsverteringssappen door beweging van het gladde spierweefsel van de darm: de peristaltiek. Dit proces wordt aangestuurd vanuit het autonome zenuwstelsel, meer specifiek het enterisch zenuwstelsel.

Stadia

Er zijn verschillende fases te onderscheiden bij de spijsvertering:

Ingenomen voedsel legt bij de mens de volgende weg af (de nummers corresponderen met de afbeelding):

Zie ook