Trachee (insecten)

In de wereld van vandaag heeft Trachee (insecten) een ongekende relevantie verworven en is het een onderwerp geworden dat van belang is voor een breed scala aan mensen en disciplines. Of het nu gaat om Var1 als prominent figuur in de geschiedenis, als sleutelconcept in een vakgebied, of als een belangrijke gebeurtenis vandaag de dag, zijn impact valt niet te ontkennen. In dit artikel zullen we ons verdiepen in het universum van Trachee (insecten), waarbij we de oorsprong, evolutie en de invloed ervan op verschillende aspecten van de samenleving onderzoeken. Van zijn verschijning tot zijn hedendaagse relevantie is Trachee (insecten) het onderwerp geweest van analyse en debat, waardoor een enorme schat aan kennis is voortgekomen die het verdient om in detail te worden onderzocht.

Tracheeën van de larve van een juffer.

Een trachee (mv: tracheeën) is een ademhalingsbuisje bij insecten, duizendpotigen, springstaarten, spinachtigen en fluweelwormen.

Terrestrische geleedpotigen hebben net als alle dieren zuurstof nodig. Ze hebben wel bloed, maar gebruiken dit niet om zuurstof te transporteren zoals zoogdieren en reptielen. Het bloed bevat dan ook geen hemoglobine en is kleurloos. Ook is de ademhaling niet gekoppeld aan de monddelen, maar verloopt via vele openingen in het uitwendige skelet. De lucht wordt eerst door een hoofdstelsel van dikkere buisjes (trachea) gevoerd en via vele kleinere buisjes (tracheola) tot vlak bij de cellen gebracht. De lucht wordt vanuit vele plaatsen op het achterlijf en het borststuk aangevoerd en weer afgevoerd met behulp van kleine spiertjes die de opening sluiten bij het aanspannen en openen bij het ontspannen. Het systeem is aan de ene kant zeer effectief, maar de keerzijde is dat een tracheeënstelsel alleen efficiënt kan zijn bij een gering lichaamsvolume. Samen met het relatief zware chitinepantser is het tracheeënsysteem de belangrijkste reden waarom er bij insecten nooit echt grote vertegenwoordigers zijn ontstaan.

Bij de Crustacea, een van de drie nog levende onderstammen van de geleedpotigen, komen geen tracheeën voor, maar kieuwen. Ook de op het land levende vertegenwoordigers, zoals de landpissebedden, ademen zo.