Vegetatieopname

In dit artikel wordt Vegetatieopname in detail geanalyseerd, een relevant onderwerp dat de afgelopen jaren de aandacht van talloze mensen heeft getrokken. In de volgende paar regels zullen de verschillende aspecten die verband houden met Vegetatieopname diepgaand worden onderzocht, van de oorsprong ervan tot de impact ervan op de huidige samenleving. Er zal dieper worden ingegaan op de betekenis ervan, de praktische toepassingen ervan en de implicaties die het op verschillende gebieden heeft. Door middel van een multidisciplinaire aanpak proberen we licht te werpen op Vegetatieopname en een brede en objectieve visie te bieden op dit onderwerp van groot belang.

Plot van een vegetatieopname

Een vegetatieopname (ook wel relevé, opname of steekproefname) is de onderzoekseenheid binnen de vegetatiekunde.

Methoden

De vegetatieopname is een registratie van een steekproef van een plantengemeenschap. Per plantensoort wordt daarbij vastgelegd de bedekking, talrijkheid (abundantie), frequentie, vitaliteit, fertiliteit en/of de fenologische toestand in een bepaalde proefvlak en van de ruimtelijke vegetatiestructuur.

Daarnaast wordt per proefvlak de administratieve gegevens vastgelegd, zoals de namen van de waarnemer(s), de datum en de plaats van de opname, de afmetingen van het steekproef-oppervlak, de helling en de hellingsrichting (inclinatie en expositie) en andere kenmerken van het substraat (zoals de bodemtype, grondwaterstand), de hoogte en bedekking van de vegetatielagen en de beheerstoestand (bijvoorbeeld betreden, gemaaid, beweid).

De specialismen waarnemer(s) kunnen een rol spelen bij het maken van een opname: vaak de worden cryptogamen maar ten dele betrokken in het onderzoek. De datum van de vegetatieopname speelt een rol bij het seizoensaspect, bijvoorbeeld bij de voorjaarsflora in bossen is later in het seizoen maar moeilijk waarneembaar. De afmetingen van het steekproef-oppervlak laat men afhangen van de aard van de vegetatie, bijvoorbeeld gaat het om een bos (groot oppervlak is nodig), een grasland of om epifyten op de schors van een boomstam (kleine oppervlak kan volstaan). Ook de ligging van het steekproef-oppervlak is van groot belang, zoals bij opnamen in de duinen met zuid- of noord-geëxponeerde hellingen of beneden in de duinpan. De aard van het substraat (bijvoorbeeld op zand, op klei, op basalt, op boomschors of op vermolmend hout) moet worden vastgelegd. De aanwezigheid van vegetatielagen kan een grote rol spelen, zoals bij de beschaduwing en beschutting tegen directe zonnestralen van een kruidlaag door een boomlaag.

Een opname kan volgens een aantal methoden worden gemaakt. Bij herhaalde vegetatieopname op bepaalde vaste plaatsen (met het doel veranderingen in de loop van de tijd te kunnen onderzoeken) spreekt men van permanente kwadraten of pq's.

Bij een vast afgezet traject worden de aanwezige plantensoorten worden benoemd en onder andere de abundanties geschat. Met deze werkwijze kunnen gemeenschapsgradiënten en ecologische gradiënten worden onderzocht.

Ook is het mogelijk een proefvlak te kiezen, dat weer wordt onderverdeeld in deelvlakjes. Per deelvakje wordt de aanwezigheid van de soorten vastgesteld, zodat het mogelijk wordt de frequentie van de soorten te bepalen.

Er zijn verschillende methoden om vegetatieopnamen te maken, zoals de Braun-Blanquet-methode die is opgesteld door Josias Braun-Blanquet en sinds 1927 (in meer of minder aangepaste vorm) wordt gebruikt.

Uitwerking van de data

De gegevens van de vegetatieopnamen worden verzameld in een vegetatietabel, een matrix waar de kolommen de opnamen vertegenwoordigen, en de rijen de plantensoorten. Deze tabellen worden gebruikt voor verdere (multivariate) analyse, zoals classificatie en ordinatie.

Zie ook