Buitenzintuiglijke waarneming

In het artikel dat we hieronder presenteren, zullen we het onderwerp Buitenzintuiglijke waarneming behandelen, dat onderwerp van belangstelling en debat is geweest in verschillende domeinen van de samenleving. Vanaf het begin tot aan de relevantie ervan vandaag de dag is Buitenzintuiglijke waarneming het onderwerp geweest van meerdere interpretaties en meningen, wat een breed veld van studie en onderzoek heeft opgeleverd. In dit artikel zullen we de verschillende aspecten van Buitenzintuiglijke waarneming verkennen, de impact ervan in verschillende contexten analyseren en een alomvattend beeld bieden van het belang ervan in de wereld van vandaag.

Buitenzintuiglijke waarneming (extrasensory perception, ESP) of paragnosie is waarneming die onafhankelijk van de bekende zintuiglijke processen gebeurt. Buitenzintuiglijke waarnemingen zou plaatsvinden met een zesde zintuig.

Tot deze categorie van fenomenen behoren telepathie, helderziendheid, proscopie en helderhorendheid. Hoewel veel wetenschappers nog steeds aan het bestaan van ESP twijfelen, worden mensen die beweren over dit vermogen te beschikken soms gebruikt door onderzoeksteams bij het zoeken naar vermiste personen of zaken.

Het fenomeen is uitgebreid onderzocht in de parapsychologie. Uit proeven met Zenerkaarten van onder anderen J.B. Rhine van Duke University zou gebleken zijn dat proefpersonen vaker correct de afbeelding op dergelijke kaarten konden aangeven dan men op grond van kans zou verwachten. Dit werd toegeschreven aan het veronderstelde vermogen van de mens tot buitenzintuiglijk waarnemen. Rhine behaalde echter een statistisch significant resultaat van slechts enkele procenten. Veel critici, waaronder Susan Blackmore, wijzen er op dat deze onderzoeken slecht waren opgezet en dat er andere, naturalistische verklaringen voor de waargenomen afwijking te geven zijn. Blackmore, die getuige was geweest van dergelijke experimenten, constateerde dat proefpersonen eerst mochten oefenen, en dat de eerste resultaten niet werden meegeteld. Vanaf welk moment de resultaten mochten meetellen werd bepaald door de onderzoeker. Voorts, als een proefpersoon een slechte serie maakte, dan werd dat geweten aan vermoeidheid. De proefpersoon mocht zich dan gaan opfrissen, en de reeks werd als ongeldig beschouwd en niet meegeteld. Ook speelt publicatiebias een rol, het feit dat wetenschappelijke tijdschriften liever berichten over positieve resultaten dan over proeven die geen of negatieve resultaten opleverden, waardoor de indruk ontstaat dat ESP-onderzoek alleen maar positieve resultaten laat zien.

Zie ook

Externe links

Noten

  1. Encyclopaedia Britannica 15th edition: "Extrasensory perception (ESP)"