Eikenpage is al lange tijd onderwerp van belangstelling en discussie. De impact ervan op de samenleving en het dagelijks leven valt niet te ontkennen, en de relevantie ervan is op verschillende gebieden overstegen. Dit artikel probeert Eikenpage diepgaand te onderzoeken, waarbij de oorsprong, evolutie en mogelijke toekomstige implicaties ervan worden geanalyseerd. Op deze pagina's zullen verschillende aspecten met betrekking tot Eikenpage worden besproken, van het historische belang tot de invloed ervan in de hedendaagse wereld. Daarnaast zullen verschillende perspectieven op Eikenpage worden geanalyseerd, waarbij de complexiteit en het potentieel ervan wordt aangetoond om discussies en reflecties op verschillende gebieden te genereren. Dit artikel heeft tot doel een complete en verrijkende visie op Eikenpage te bieden, en de lezer uit te nodigen dieper in dit relevante en belangrijke onderwerp te duiken.
Eikenpage | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Vrouwtje | |||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Favonius quercus (Linnaeus, 1758) Originele combinatie Papilio quercus | |||||||||||||
Vrouwtje | |||||||||||||
Onderzijde vrouwtje | |||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||
Eikenpage op Wikispecies | |||||||||||||
|
De eikenpage (Favonius quercus, ook wel in de geslachten Quercusia en Neozephyrus geplaatst) is een vlinder uit de familie Lycaenidae, de kleine pages, vuurvlinders en blauwtjes.
De spanwijdte varieert tussen de 28 en 34 millimeter. De bovenkant van de vleugels van de mannetjes is iriserend blauw op een bruine basiskleur, bij de vrouwtjes ontbreekt de irisatie grotendeels, slechts twee kleine vlekken op de voorvleugels zijn iriserend blauw.
De waardplant van de vlinder is de eik. De vliegtijd is van juni tot en met augustus. De vlinder is vaak lastig waar te nemen omdat een groot deel van de tijd hoog in de toppen van eiken wordt doorgebracht. Ook vliegen ze vaak later in de middag tot ver in de avond. Af en toe, vooral bij warm en droog weer, dalen de vlinders tot lagere takken of zelfs naar bloeiende planten zoals wilde liguster om nectar te drinken. In de toppen van de eiken voeden de vlinders zich met honingdauw, een nectar-achtige vloeistof die wordt uitgescheiden door veel soorten blad- en schildluizen.
Het verspreidingsgebied beslaat Europa, Noord-Afrika, Klein-Azië en de Kaukasus. In Nederland is het een vrij schaarse standvlinder die op zandgrond in het duingebied en in het binnenland vrij algemeen kan voorkomen; in België is de soort vrij algemeen, met uitzondering van de kust.
De eitjes overwinteren, waarna in het voorjaar de rupsen zich met de bloesem van de eik voeden. Het verpoppen vindt plaats in een los spinsel tussen mos of bladresten op de grond.
Bronnen, noten en/of referenties
|