In dit artikel zullen we Generaliteitslanden diepgaand onderzoeken, waarbij we verschillende aspecten behandelen die verband houden met dit onderwerp. We zullen de impact ervan op de samenleving, de relevantie ervan vandaag en de evolutie ervan in de loop van de tijd analyseren. Op dezelfde manier zullen we de verschillende meningen en perspectieven onderzoeken die er rond Generaliteitslanden bestaan, waardoor we een alomvattende en evenwichtige visie kunnen bieden. Via een multidisciplinaire aanpak zullen historische, sociologische, economische en culturele aspecten worden aangepakt, met als doel de lezer een volledig en verrijkend begrip van Generaliteitslanden te bieden. Daarnaast zullen casestudies, getuigenissen en relevante gegevens worden gepresenteerd die zullen bijdragen aan het verrijken van deze verkenning. Mis dit volledige onderzoek op Generaliteitslanden niet!
Generaliteitslanden waren gebieden die in de tijd van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden onder gezag van de Staten-Generaal vielen. Het bestuur werd uitgeoefend door de Raad van State.
De generaliteitslanden waren:
Soms wordt de bewoording Staats-Limburg gebruikt, waar in feite Staats-Opper-Gelre en/of Staats-Overmaas wordt bedoeld. Staats-Limburg is een onjuiste naam, want het eigenlijke hertogdom Limburg bleef onverdeeld tot de Spaanse c.q. Oostenrijkse Nederlanden behoren.
In de Republiek hadden zeven gewesten een vertegenwoordiging in de Staten-Generaal: Stad en Lande (Groningen), Friesland, de heerlijkheid Overijssel, het hertogdom Gelre, de heerlijkheid Utrecht, het graafschap Holland en West-Friesland, en Zeeland. Drenthe en de generaliteitslanden kregen geen afvaardiging in het landsbestuur, de generaliteitslanden omdat het voornamelijk rooms-katholieke gebieden waren die in een later stadium van de Tachtigjarige Oorlog op de koning van Spanje veroverd waren, of in sommige gevallen zelfs pas verkregen werden na het einde van de Spaanse Successieoorlog in 1713, zoals Staats-Opper-Gelre. Ze fungeerden in veel gevallen als bufferzone tussen de Republiek en de Spaanse, respectievelijk Oostenrijkse Nederlanden.
In economisch opzicht werden ze als wingewesten uitgebuit met zware belastingen en heffingen. Zoals een auteur het stelt: "Terug in de Nederlandse schoot werden deze zogenoemde generaliteitslanden lange tijd bestuurd als een soort interne koloniën, waarbij katholieken als tweederangs burgers werden behandeld, tot 1795 de jure en tot ver in de negentiende eeuw de facto". Door de regering van de Bataafse Republiek werden de exclaves (Zeeuws-Vlaanderen en Limburg) in 1795 afgestaan aan Frankrijk. In 1814 werd een deel van de generaliteitslanden verenigd in nieuwe provincie Noord-Brabant. Limburg werd pas in 1867 aan Nederland toegevoegd als provincie.