Tegenwoordig is Johanna Geertruida van Cittert-Eymers een steeds relevanter onderwerp van debat geworden in onze samenleving. Sinds zijn opkomst heeft Johanna Geertruida van Cittert-Eymers de aandacht getrokken van experts en het grote publiek, wat gemengde meningen en gepassioneerde discussies heeft opgeleverd. In de loop van de tijd heeft Johanna Geertruida van Cittert-Eymers zijn belang bewezen op verschillende gebieden, van politiek tot technologie, cultuur en onderwijs. In dit artikel zullen we de meest relevante aspecten van Johanna Geertruida van Cittert-Eymers en de impact ervan op het dagelijks leven onderzoeken, evenals de mogelijke implicaties die dit in de toekomst zou kunnen hebben.
Johanna Geertruida (Truus) van Cittert-Eymers (Rheden, 19 juni 1903 – Utrecht, 22 oktober 1988) was een Nederlands natuurkundige en wetenschapshistorica. Ze deed wetenschappelijk onderzoek op het gebied van spectroscopie, fotometrie, biofysica, verlichting van musea en wetenschapsgeschiedenis, onder meer de geschiedenis van de microscoop, de tandheelkunde, Utrechtse geleerden en zonnewijzers.
Eymers was de dochter van Johan Antoon Eymers (1876-1960) en Johanna Hermina Aleida Huetinck (1871-1956).
Zij volgde de opleiding hbs-b en deed na het behalen van haar diploma in 1921 een jaar vormingsklas op de huishoudschool. In 1923 ging ze natuurkunde studeren in Utrecht. Vanaf haar kandidaatsexamen natuurkunde in 1926 tot 1938 werkte Truus Eymers in het Physisch Laboratorium van de Rijksuniversiteit Utrecht onder leiding van de hoogleraar L.S. Ornstein, bij wie ze in 1935 cum laude promoveerde op een proefschrift over de optimale verlichting in het Gemeentemuseum Den Haag. Ze bestudeerde de intensiteitsverhoudingen in atoom- en molecuulspectra, onder meer van waterstofgas en kwikhydride. In het kader van het toegepaste natuurkundige onderzoek voor de industrie, waarvan Ornstein voorstander was, onderzocht ze de thermische eigenschappen en de optische dubbele breking van uitgerekt rubber. Tevens verrichtte ze onderzoek naar de keuringseisen die aan lasglazen gesteld moeten worden om het oog tegen ultravioletlicht te beschermen, dat later als grondslag diende voor internationale keuringseisen. Binnen de Biophysische Werkgroep, een samenwerkingsverband met professor Albert Kluyver van de TU Delft op initiatief van de Amerikaanse Rockefeller Foundation, onderzocht Eymers de luminescentie van bacteriën.
In 1928 was ze een van de oprichters van de studievereniging S2, een voorloper van A-Eskwadraat. Van 1955 tot 1968 was ze directeur van het Universiteitsmuseum Utrecht. Ze was actief betrokken bij de Zonnewijzerkring en publiceerde onder meer een overzicht van zonnewijzers in Nederland, naast vele andere artikelen over wetenschapshistorische onderwerpen.
In 1938 trouwde zij met de natuurkundige en wetenschapshistoricus Pieter Hendrik van Cittert (1889-1959). Met hem publiceerde zij over wetenschapshistorische onderwerpen. Zij volgde hem in 1955 op als directeur van het Universiteitsmuseum. Hun dochter Han van Konijnenburg-van Cittert studeerde biologie en werd hoogleraar paleobotanie aan de Universiteit Leiden.
Er zijn 83 titels bekend, onder meer
Bronnen, noten en/of referenties
|