In dit artikel zullen we het belang van Nederduits in de moderne samenleving grondig onderzoeken. Nederduits is een onderwerp dat de aandacht heeft getrokken van zowel experts als fans, en dat heeft geleid tot intense debatten en analyses op meerdere vakgebieden. Van zijn impact op de economie tot zijn invloed op de populaire cultuur, Nederduits is het onderwerp geweest van eindeloos onderzoek en reflecties. In dit artikel zullen we onderzoeken hoe Nederduits de wereld van vandaag heeft gevormd en welke implicaties dit heeft voor de toekomst. Daarnaast zullen we verschillende perspectieven op Nederduits analyseren, waardoor een alomvattende en verrijkende visie ontstaat op dit onderwerp dat vandaag de dag zo relevant is.
Nederduits, Platduits | ||||
---|---|---|---|---|
Gesproken in | Nederland, Duitsland, Denemarken | |||
Sprekers | 2,2-5 miljoen (Duitsland) en 1,6 miljoen sprekers thuis in Nederland (2,15 miljoen in totaal) | |||
Taalfamilie |
| |||
Dialecten |
| |||
Alfabet | Latijn | |||
Officiële status | ||||
Officieel in | ||||
Taalcodes | ||||
ISO 639-1 | - | |||
ISO 639-2 | nds | |||
ISO 639-3 | nds | |||
|
Het Nederduits (Duits: Niederdeutsch of Plattdeutsch) verwijst naar een hoofdzakelijk in Noord-Duitsland en Oost-Nederland gesproken groep onderling verwante West-Germaanse taalvariëteiten. De in Nederland gesproken dialecten worden over het algemeen niet als Nederduits, maar als "Nedersaksisch" aangeduid. Het betreft echter taaltypologisch gezien varianten binnen dezelfde taal als over de Duitse grens. Het Nederduits heeft geen gestandaardiseerde vorm.
De Nederduitse taalvormen maken deel uit van een veel groter geheel, dat in de dialectologie het Continentaal Westgermaans dialectcontinuüm heet. Onder dit laatste vallen zowel de Nederlandse als de Duitse dialecten. Samen met het Engels, Nederlands, Fries en Duits wordt het Nederduits als een van de hoofddialecten van het West-Germaans beschouwd.
Binnen de moderne taalkunde kan het begrip Nederduits op twee verschillende manieren gedefinieerd worden:
De term Nedersaksisch kan voor de eerst genoemde definitie als synoniem gelden. De term wordt, met name in Nederlandstalige en sommige Engelstalige publicaties, ook gebruikt voor de Nederduitse dialecten die het Nederlands als daktaal hebben, d.w.z. de Nederduitse dialecten in Oost-Nederland.
In de begindagen van de Germaanse taalkunde, gedurende de 19e en eerste helft van de 20ste eeuw, werd het begrip Nederduits in een derde, nu verouderde, zin gebruikt; voor alle West-Germaanse dialecten die geen deel hadden genomen aan de Tweede Germaanse klankverschuiving; dat wil zeggen het Nederduits, het Fries, het Engels en het Nederlands. Na de Tweede Wereldoorlog is deze begripsduiding steeds verder uitgehold en inmiddels geldt deze als achterhaald.
In 2016 waren er 2,2 miljoen sprekers in Duitsland onder de zelf-gerapporteerde categorie 'zeer goed' en bijna 5 miljoen sprekers onder de categorieën 'zeer goed' en 'goed', voornamelijk ouderen. In Nederland werd het aantal sprekers thuis eind 2002 nog op circa 1,6 miljoen geschat en in totaal op circa 2,15 miljoen verdeeld over de categorieën 'zeer goed', 'goed' en 'redelijk.' Met name in Duitsland loopt het aantal sprekers van Nederduitse dialecten in rap tempo terug en hier wordt de taal als uitstervend beschreven.
Het Nederduits in brede zin heeft twee ondergroepen, waarbij het Nedersaksisch ofwel West-Nederduits door de meeste taalkundigen nogmaals onderverdeeld wordt in een door het Nederlands en een door het Duits beïnvloede groep:
Bronnen, noten en/of referenties
|