In dit artikel zullen we het onderwerp Pieter Christiaenszoon Bor vanuit verschillende perspectieven en benaderingen onderzoeken. Pieter Christiaenszoon Bor is al tientallen jaren een interessant onderwerp en de relevantie ervan blijft vandaag de dag nog steeds groot. Tijdens deze tour onderzoeken we de oorsprong ervan, de impact ervan op de samenleving en de evolutie ervan in de tijd. Op dezelfde manier zullen we de verschillende meningen en standpunten analyseren die er rond Pieter Christiaenszoon Bor bestaan, evenals de uitdagingen en kansen die het biedt. Dit artikel heeft tot doel een alomvattend en verrijkend beeld te geven van Pieter Christiaenszoon Bor, om de lezer een dieper en vollediger inzicht te geven in dit fascinerende en invloedrijke onderwerp.
Pieter Christiaenszoon Bor of Pieter Christiaansz Bor (Utrecht, 1559 – Haarlem, 16 maart 1635) was een Nederlands historicus en vanaf 1578 notaris in Haarlem.
Over de jeugd van deze apothekers-zoon zijn geen bijzonderheden bekend. In oktober 1578 vestigde hij zich in Haarlem en verhuisde in 1591 naar Leiden. Ook woonde hij in 's-Gravenhage, Rijswijk en Beverwijk en later weer in Haarlem. Bor huwde in 1613 met Martina Booth (weduwe van Willem Sas), een dochter van Gerard Booth (geboren omstreeks 1540, luitenant-Houtvester in het Noorderkwartier Holland, overleden in 1609, gehuwd omstreeks 1565 met Geertruyd van Couwenhouven (ca. 1554-1575)). In 1616 verleenden de Staten van Holland Bor officiële erkenning en ook financiële waardering voor zijn activiteiten. Hij kreeg een benoeming als rentmeester-generaal van Noord-Holland.
Bor werkte bijna zijn gehele leven aan de geschiedschrijving van de opstand tegen Spanje, en publiceerde in totaal 37 delen. De hoofdtitel van de eerste 18 delen was Oorsprongh, begin en vervolgh der Nederlandsche oorlogen (1621). Ook in Hoofts Historiën is daar een deel van te vinden. Van zijn hand is ook de geschiedenis van de jaren 1555-1567 in Oorspronck der Nederlandtschen oorloghen (1617) en een beschrijving van 's-Hertogenbosch in Gelegenheyt van 's-Hertogenbosch (1630).