In dit artikel zullen we de impact van Sint-Jacobskerk (Luik) op verschillende aspecten van de hedendaagse samenleving onderzoeken. Van zijn invloed op de technologie tot zijn effecten op de populaire cultuur, Sint-Jacobskerk (Luik) heeft de aandacht getrokken van miljoenen mensen over de hele wereld. Door middel van een diepgaande analyse zullen we onderzoeken hoe Sint-Jacobskerk (Luik) ons leven heeft gevormd en aanzienlijke veranderingen in onze perceptie van de wereld heeft veroorzaakt. Sinds zijn opkomst heeft Sint-Jacobskerk (Luik) aanleiding gegeven tot gepassioneerde debatten en is het onderwerp geweest van talloze onderzoeken, waardoor we zijn gaan nadenken over de relevantie ervan in de hedendaagse context.
Sint-Jacobskerk | ||||
---|---|---|---|---|
De kerk vanuit het zuiden (2022)
| ||||
Plaats | Luik | |||
Gewijd aan | Jacobus de Mindere | |||
Coördinaten | 50° 38′ NB, 5° 34′ OL | |||
Gebouwd in | vanaf 1015 | |||
Officiële website | ||||
|
De Sint-Jacobskerk (Frans: église Saint-Jacques) is een kerk in de Belgische stad Luik, gewijd aan Jacobus de Mindere.
De kerk werd vanaf 1015 gebouwd als abdijkerk voor de benedictijner monniken van de abdij van Sint-Jacobus de Mindere.
In de abdijkerk bevond zich het graf van de legendarische bisschop Johannes ("Jean"). Deze zou uit Italië zijn verbannen en door keizer Otto III naar Aken zijn ontboden om daar de kerken te decoreren. Blijkbaar was Johannes een getalenteerd schilder. Zo kwam hij ook in Luik terecht, waar hij bisschop Balderik van Loon aanmoedigde een benedictijnerabdij te stichten. Begin 16e eeuw liet abt Jean de Coronmeuse een grafmonument voor hem oprichten, dat zich sinds de opheffing van de abdij in de schatkamer van de Sint-Pauluskathedraal bevindt. Sinds 1906 beschikt de kerk over een gipsmodel van het grafmonument.
Eind 15e, begin 16e eeuw werd de romaanse kerk grotendeels vervangen door het huidige gotische bouwwerk. Daarbij bleef het romaanse westwerk gehandhaafd. In 1538 waren de werkzaamheden voltooid. Omstreeks 1558 werd aan het noordertransept een portaal in de stijl van de renaissance toegevoegd, toegeschreven aan Lambert Lombard.
Op 28 mei 1785 werd de abdij door paus Pius VI en met instemming van keizer Jozef II opgeheven. De abdijkerk werd een kapittelkerk met 25 seculiere kanunniken. Een jaar later werd ook de veel kleinere Sint-Gillisabdij opgeheven, waardoor vijf prebenden vrijkwamen, die aan het kapittel van de Sint-Jacobskerk werden toegewezen. Daarmee bestond het Sint-Jacobskapittel uit dertig kanunniken, even veel als de zes andere Luikse kapittelkerken (het kathedraalkapittel had er zestig).
Dat bleef zo tot de komst van de Fransen in 1792, toen het kapittel werd opgeheven. Vanaf 1801 werd de kerk parochiekerk. Een eerste grote restauratie vond plaats tussen 1832 en 1869, met als restauratiearchitecten Jean-Charles Delsaux en Auguste Van Assche. Tussen 1972 en 1975 vonden opnieuw restauratiewerkzaamheden plaats, gecombineerd met archeologische opgravingen. Daarbij werden restanten van de romaanse crypte en van de oorspronkelijke kerk aangetroffen.
De voornaamste gebeurtenissen in de lange geschiedenis van de kerk:
De kerk bezit nog zijn originele romaanse westwerk. De rest van de kerk is een toonbeeld van late gotiek. De Luikse renaissancekunstenaar en architect Lambert Lombard ontwierp waarschijnlijk het portaal aan de noordzijde van de kerk. Het exterieur van de kerk was oorspronkelijk versierd met heiligenbeelden. Een enkel exemplaar is bewaard gebleven in het interieur van de kerk.
Het interieur is rijk gedecoreerd, waarbij met name de laatgotische netgewelven (1514-1538) boven de 23 meter hoge middenbeuk de aandacht trekken. Kenmerkend voor de gotische stijl is ook het rijkversierde triforium, dat zich niet alleen langs de middenbeuk uitstrekt, maar zich voortzet bij de zijbeuken en het koor. Rondom het koor liggen enkele straalkapellen. Het noordertransept, waaraan het renaissanceportaal grenst, doet dienst als 'grande entrée'. In scherp contrast met de hoge, lichte ruimte van de gotische delen van de kerk, staat het westwerk, dat door de lage gewelven en de kleine vensters weinig licht ontvangt.
Het gotische gewelf is geheel beschilderd en nog grotendeels in de staat waarin het in het midden van de 16e eeuw verkeerde. In het koor zijn in 1892 neogotische wandschilderingen aangebracht. Van de 18e-eeuwse Luikse schilder Paul-Joseph Delcloche zijn twee doeken aanwezig, die de dood van de benedictijner heiligen Benedictus van Nursia en Scholastica tot onderwerp hebben.
De kerk telt een groot aantal gebrandschilderde ramen, waarvan de zes koorvensters in renaissancestijl uit 1525-1531 de belangrijkste zijn. Ze zijn omstreeks 1840 gerestaureerd door Jean-Baptiste Capronnier. Wellicht het bekendste raam is dat van de 32 "goede ambachten van Luik" (XXXII Bons Métiers), in 1531 gedoneerd door de burgemeesters Richard de Mérode et Arnould le Blavier. Twee ramen werden gesponsord door leden van het Huis Horne: Jan van Horne, proost van Sint-Lambertus, doneerde in 1529 een raam waarop hijzelf is afgebeeld met Sint-Lambertus; zijn broer Jacob III van Horne doneerde in 1531 een dubbel raam, waarop hijzelf en zijn twee overleden echtgenotes zijn afgebeeld. Een andere donor had eveneens familiebanden met de familie Van Horne: Everard IV van der Mark, gehuwd met Margaretha van Horne († 1522), sonsorde het meest rechtse raam in de koorapsis met een afbeelding van zijn overleden vrouw. Het raam ernaast is geschonken door zijn vader, Everard III van der Mark. Het middelste koorvenster, tenslotte, werd gedoneerd door een van de bouwheren van de gotische kerk, Jean de Cromois, abt van Sint-Jacob van 1506 tot 1525. Het bevat louter religieuze voorstellingen.
De kerk bezit enkele middeleeuwse beelden, waaronder een kroning van Maria uit omstreeks 1380-1390, een Maria met kindje Jezus op de maansikkel uit 1523, toegeschreven aan de Meester van Elsloo, en een eveneens 16e-eeuws beeldje van Jakobus de Meerdere. Bijzonder zijn de twee rijk gebeeldhouwde renaissance-altaren, die in 1602 door abt Franchon werden geïnstalleerd als onderdeel van een doksaal, vermoedelijk gebouwd door Thomas Tollet, een schoonzoon van Lambert Lombard. Van het doksaal resteren alleen de altaren, opgebouwd uit zwarte en rode gepolijste kalksteen, gelijkend op marmer, en met beelden en reliëfs van albast. De laat-17e-eeuwse heiligenbeelden, die tegen de zuilen aan weerszijden van het schip zijn geplaatst, zijn van wit geschilderd lindehout, de meeste zijn vervaardigd door de Luikse beeldhouwer Jean Del Cour. Minstens één beeld, dat van Sint-Andreas, is van Arnold de Hontoire.
Behalve de eerder genoemde renaissance-altaren bezit de kerk diverse neogotische exemplaren. Het koorgestoelte is gotisch en dateert uit de 14e eeuw. Verder bezit de kerk diverse biechtstoelen, communiebanken en ander meubilair in de Luiks-Akense meubelstijl, die gekenmerkt wordt door het gebruik van ongeverfd eikenhout. Het imposante, 17e-eeuwse pijporgel kan gezien worden als het opus magnus van de in Maastricht geboren orgelbouw Andries Severijn, ook wel André Séverin genoemd, die in het westwerk van de kerk, onder het orgel, begraven is.
Bronnen en verwijzingen
|