In de wereld van vandaag is Stoornis van de lichaamsbeleving een onderwerp geworden dat voor talloze mensen van groot belang is. Of het nu gaat om de impact ervan op de samenleving, de invloed ervan op de cultuur of het belang ervan in de geschiedenis, Stoornis van de lichaamsbeleving heeft de aandacht getrokken van zowel wetenschappers, experts als enthousiastelingen. De relevantie ervan overstijgt grenzen en bestrijkt verschillende gebieden, waardoor het een onderwerp van diepgaande analyse en debat is. In dit artikel zullen we de verschillende facetten van Stoornis van de lichaamsbeleving en de impact ervan op de hedendaagse wereld onderzoeken, waarbij we de historische relevantie ervan, de huidige invloed en de mogelijke implicaties ervan in de toekomst analyseren.
Stoornis van de lichaamsbeleving | ||||
---|---|---|---|---|
Coderingen | ||||
ICD-10 | F45.2 | |||
ICD-9 | 300.7 | |||
DiseasesDB | 33723 | |||
eMedicine | med/3124 | |||
|
Een stoornis van de lichaamsbeleving of morfodysforie (ook BDD naar het Engelse body dysmorphic disorder) is een psychische aandoening waarbij de patiënt een afwijkend beeld heeft van zijn eigen lichaam. BDD wordt ook wel ingebeelde lelijkheid genoemd. Er kan zich een obsessieve angst voor afwijkingen van het lichaam ontwikkelen, waardoor de aandoening soms als fobie of een vorm van OCS wordt gezien. Men gebruikt dan ook wel de naam dysmorfofobie. In DSM-IV was de aandoening ingedeeld bij de somatoforme stoornissen. In DSM-5 is de stoornis van de lichaamsbeleving verplaatst naar de categorie van obsessieve-compulsieve en gerelateerde stoornissen.
Amerikaans onderzoek onder de bevolking wees uit dat 93% van de vrouwen en 82% van de mannen hun uiterlijk belangrijk vinden en hun best doen om dit te verbeteren. Andere onderzoeken lieten zien dat veel mensen ontevreden zijn met een aspect van hun uiterlijk. Bij BDD zijn deze normale zorgen extremer. Mensen met BDD vinden een aspect van hun uiterlijk niet alleen lelijk, zij zijn er ook mee gepreoccupeerd. Ze maken zich te veel zorgen. Hoewel ze zich minder zorgen willen maken, kunnen ze dat niet. Zij zijn erdoor geobsedeerd en lijden hieronder. Voor buitenstaanders zijn de zorgen overtrokken en niet te begrijpen. Wie aan deze aandoening lijdt, heeft doorlopend onvrede met zijn lichaam, doordat hij overtuigd is van een mankement of afwijking. Soms ontstaat hierbij de angst om op grond van het uiterlijk afgewezen te worden. De seksen hebben andere manieren om met hun vermeende gebreken om te gaan, maar bij beide treedt veelal verlegenheid en teruggetrokkenheid op. In ernstige gevallen kan suïcidaal gedrag optreden.
De obsessie kan allerlei delen van het lichaam beslaan. Huid, haar, neus, gewicht en buik staan in de top 5 van de meest geobserveerde defecten door mensen met BDD. Obsessies rondom borsten, ogen, heupen, tanden, benen en botstructuur komen echter ook veelvuldig voor. Het Adoniscomplex is een bijzondere vorm van verstoorde lichaamsbeleving bij mannen, waarbij de persoon in kwestie is gepreoccupeerd door de spierontwikkeling en/of vorm van het lichaam. Mensen met BDD kunnen één obsessie rondom een deel van het uiterlijk hebben, maar meestal gaat het om meerdere uiterlijke obsessies. In de tijd kan de inhoud van de obsessie veranderen of kunnen er obsessies bij komen.
Onderzoek in Amerika en Italië wees uit dat ongeveer 1% van de bevolking last heeft van BDD. De prevalentie onder scholieren en studenten lijkt echter hoger te zijn. Onder patiënten die een dermatoloog bezoeken bleek het percentage van mensen die waarschijnlijk BDD hebben 12% en onder de mensen die cosmetische chirurgie zochten hadden tussen de 6% en 20% BDD. BDD wordt nog niet vaak herkend. De cijfers zijn dus wellicht hoger dan nu wordt aangenomen. De diagnose heeft nog niet veel bekendheid. Ook houden veel mensen met BDD hun klachten geheim uit schaamte. Hier zijn verschillende redenen voor aangegeven. Enerzijds de angst om als oppervlakkig, dom of ijdel gezien te worden, of niet serieus genomen te worden. Anderzijds de angst dat bij het noemen van het defect zoals men het waarneemt, anderen het ook gaan zien en er op gaan focussen. Dit zorgt dan voor nog meer schaamte. De aandoening uit zich meestal in de puberteit of vroege volwassenheid en komt even vaak bij vrouwen als bij mannen voor.
Bij het stellen van de diagnose moet worden uitgesloten dat er sprake is van een andere aandoening. Als de symptomen zich bijvoorbeeld beperken tot het gewicht, kan er sprake zijn van een eetstoornis. Ook bij aandoeningen als geslachtsidentiteitsstoornissen, transseksualiteit en apotemnofilie is sprake van negatieve lichaamsbeleving, maar deze vallen volgens de DSM-definitie niet onder stoornissen van de lichaamsbeleving.
Gezien de overeenkomst van obsessieve gedachten, zien sommige medici een verstoorde lichaamsbeleving als vorm van de obsessieve-compulsieve stoornis.
Het DSM-IV geeft de volgende criteria voor een stoornis van de lichaamsbeleving:
Medicatie en cognitieve gedragstherapie (CGT) kunnen helpen.
Bij CGT wordt langzaam het BDD gedrag afgebouwd (spiegel checken, geruststelling vragen, vergelijken met anderen) en gaat men werken aan het opgeven van vermijding (opzoeken van situaties waarin men angstig is doordat het uiterlijk zichtbaar is). Omdat mensen met BDD vaak een speciale relatie met de spiegel hebben, wordt hier veelal mee geoefend. Onder andere door te focussen op aspecten van het lichaam waar men een neutrale of positieve associatie bij heeft, een normale afstand van de spiegel te gaan staan en zich leren los te maken van de spiegel. Ook wordt gewerkt aan ontwikkelen van realistischere of alternatieve gedachten (in plaats van denken dat de ander geen gedag zegt omdat ze je te lelijk vinden, bijvoorbeeld denken dat de ander je niet ziet doordat hij in gedachten is, geen bril op heeft, of omdat hij verlegen of niet aardig is).