Tegenwoordig is Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs een onderwerp dat grote belangstelling en debat in de samenleving genereert. Lange tijd is Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs het onderwerp van studie en analyse geweest, maar in de loop van de tijd heeft het een nog grotere relevantie gekregen. Dit onderwerp heeft de aandacht getrokken van experts en professionals uit verschillende gebieden, die zich hebben toegelegd op het onderzoeken en verdiepen van de verschillende aspecten ervan. Of het nu vanwege de impact ervan op het dagelijks leven, de politiek, de cultuur of de technologie is, Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs is tegenwoordig een onvermijdelijk referentiepunt geworden. In dit artikel zullen we de verschillende facetten van Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en de invloed ervan op onze samenleving grondig onderzoeken.
Niveaus in het Voortgezet onderwijs in Nederland |
---|
Portaal Onderwijs |
Het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) is een vorm van voortgezet onderwijs in het Koninkrijk der Nederlanden. Een voltooide vwo-opleiding geeft toegang tot een verdere studie aan het Nederlandse hbo en het Nederlandse wetenschappelijk onderwijs (universiteit). Het vwo duurt 6 jaar (leeftijd: 12-18 jaar) en bestaat uit atheneum, tweetalig onderwijs (tto), gymnasium, vwo-technasium en vwo-plus. Ongeveer 20% van de basisschoolleerlingen gaat naar het vwo.
Een vergelijkbare onderwijsvorm in Vlaanderen is het algemeen secundair onderwijs (aso).
Om tot het vwo te worden toegelaten is over het algemeen een score op de Cito Eindtoets Basisonderwijs nodig van 545 of hoger. Bij een Cito-score van 543 of lager wordt de leerling niet toegelaten; dit verschilt echter per school. Bij een score van 544 moet een andere extra toets het vwo-advies bevestigen.
Voor leerlingen met een buitenlandse basisschool en leerlingen zonder Cito-score moet er overlegd worden met de school. Ook oudere of jongere leerlingen worden niet zomaar toegelaten (ouder dan 15 of jonger dan 10 jaar). Vaak is het wel mogelijk om van de ene vwo-school naar de andere te gaan. Overigens zijn veel vwo-scholen zo populair dat zij ook leerlingen weigeren wegens plaatsgebrek.
De onderbouw bestaat uit de klassen 1, 2 en 3. Hier hebben alle leerlingen nog dezelfde vakken. Onderdeel van de onderbouw is de Basisvorming, dit zijn de basisvakken die elke leerling van het voortgezet onderwijs moet hebben. Daarnaast is er nog een aantal specifieke vwo-vakken, zoals Latijn en Oudgrieks op het gymnasium. Na de onderbouw volgt de bovenbouw met de profielen die men kan kiezen.
In de bovenbouw volgen de leerlingen voornamelijk vakken die ze, soms al in klas 4 of 5, afsluiten met een schoolexamen of, aan het eind van de rit, met een schoolexamen of met een landelijk schriftelijk eindexamen.
Net als de havo kent het vwo vier profielen (vakkenpakketten):
Bij de profielen Cultuur & Maatschappij en Economie & Maatschappij (met wiskunde C/A/B) ligt de nadruk meer op talen en de maatschappij, bij de overige profielen meer op wiskunde en natuurwetenschappen. De afgelopen jaren is een verschuiving zichtbaar van de maatschappijprofielen naar de natuurprofielen.
Profielkeuze op het vwo (2011-2012) |
---|
Vwo |
Los van het profiel zijn de volgende vakken voor iedere vwo-leerling verplicht.
Bij elk profiel moet er minstens 1 keuzevak worden gekozen voor het examen.
Deze keuzes zijn, met name bij C&M, afhankelijk van het aanbod van de school.
Verder kunnen alle profielvakken gekozen worden, maar daarvoor moet er eerst uit een van deze keuzevakken gekozen worden. Verder kan er geen lager wiskundeniveau gekozen worden. (In oplopende moeilijkheidsgraad c-a-b-d.)
Vakken die niet op het eindexamen komen te staan maar optioneel in de tweede fase gegeven kunnen worden
Wanneer er de vakken van een leerling voldoet aan meerdere profielen (zoals Natuur en Techniek met Biologie of Economie en Maatschappij met een cultuurvak), heeft de leerling een zogenaamd 'dubbelprofiel'. De leerling krijgt dan, als hij/zij geslaagd is, diploma's van beide profielen.
Een vwo-leerling heeft minimaal negen cijfers die meewegen in de slaag-/zakregeling: Nederlands, Engels, een tweede moderne vreemde taal (of Grieks of Latijn op het Gymnasium), vier profielvakken, één vak in het vrije deel en een combinatiecijfer. Op grond van de negen eindcijfers wordt vastgesteld of de kandidaat geslaagd is. Het eindcijfer voor een vak is gelijk aan het gemiddelde van het schoolexamencijfer en het cijfer dat voor het centraal eindexamen behaald is.
Een examenkandidaat is geslaagd voor het vwo als er wordt voldaan aan alle volgende eisen:
In sommige gevallen doet een leerling in het vijfde leerjaar al examen voor één of meerdere vakken. Zo kan een leerling met Fast Lane English in het vijfde leerjaar al examens doen voor Engels. De leerling heeft in het zesde leerjaar dan geen Engels lessen en school- en centrale examens meer.
Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs is vergelijkbaar met het algemeen secundair onderwijs (ASO) in Vlaanderen, in het dagelijks taalgebruik ook wel "humaniora" genoemd. In Duitsland geeft het Abitur getuigenis van vaardigheid voor wetenschappelijk onderwijs, in Midden- en Oost-Europa heet het equivalent van het vwo de Matura.
Een geslaagde 5havo-leerling kan doorstromen naar het vwo. De leerling begint dan normaal gesproken in 5vwo en heeft het zelfde schoolprogramma als de andere leerlingen. Doorstromers kunnen wel vrijstelling krijgen voor CKV en maatschappijleer.
In bijzondere gevallen kan de leerling ook versneld de laatste twee vwo-jaren volgen. In overleg met de school kan de leerling dan bijvoorbeeld in één jaar het vwo afronden. Mogelijkheden hier verschillen per school en hangen o.a. af van de prestaties van de leerling. Als een 5vwo-leerling afstroomt naar de havo kan deze soms ook vrijstellingen krijgen. Hier zijn geen vaste regels voor en de mogelijkheden hier worden ook door de school zelf beoordeeld.
De scholier moest in minimaal zeven vakken eindexamen doen. Voor scholieren ouder dan 21 jaar was dat minimaal zes. Hier moest Nederlands tussen zitten, en minimaal één moderne vreemde taal; de overige vakken waren vrij.
Veel scholen legden vast dat de moderne vreemde taal per se Engels moest zijn, en adviseerden de scholieren om ook minstens één wiskunde-variant op te nemen; dit gaf veel scholieren het gevoel dat wiskunde en Engels ook verplichte vakken waren.
Eindexamen moest worden gedaan in minimaal 7 vakken (inclusief de verplichte vakken voor 6vwo). Eventueel kon er, afhankelijk van de roostermogelijkheden, ook in 8 of meer vakken eindexamen gedaan worden. In 2001 deed de laatste reguliere lichting eindexamen oude stijl. Daarna deden nog enkelen eindexamen oude stijl via een zogenaamde bezemklas of via het vavo.
Bronnen, noten en/of referenties
|