Vronestein

In dit artikel gaan we het onderwerp Vronestein behandelen vanuit een analytisch en kritisch perspectief, met als doel een constructief debat op gang te brengen rond dit onderwerp dat vandaag de dag zo relevant is. We zullen ons verdiepen in de verschillende aspecten ervan, de impact ervan op de samenleving, de historische implicaties en de projectie ervan in de toekomst onderzoeken. Door middel van een gedetailleerde en rigoureuze analyse proberen we een alomvattend en evenwichtig beeld van Vronestein te bieden, met als doel de kennis te verrijken en diepgaande reflectie over dit uiterst belangrijke onderwerp aan te moedigen.

Vronestein
tekening van Roelant Roghman, 1646-1647
Locatie Nieuwegein
Algemeen
Kasteeltype versterkt huis
Huidige functie park
Gebouwd in voor 1329
Gesloopt in 1866
Monumentale status niet vastgesteld
Bijzonderheden ridderhofstad

Vronestein is een voormalig kasteel en ridderhofstad bij Jutphaas, nu Nieuwegein in de Nederlandse provincie Utrecht.

Het huis werd voor het eerst vermeld in 1329. In 1412 werd het kasteel gekocht door een lid van de familie De Wael. In 1482 werd het verwoest.

Ondanks dat het slechts een ruïne was, werd Vronestein in 1538 toch als ridderhofstad erkend. In 1617 werd er door Gerard de Wael een nieuw huis gebouwd.

Met het overlijden van de laatste telg, Adriaan de Wael van Vronesteyn, stierf het geslacht De Wael op 1 januari 1710 uit. Voordien was Erasmus Bernard baron van Scherpenzeel tot Rumpt als Leenvolger aangewezen. Hij heeft echter nooit op Vronestein gewoond. Uit Akte huur en verhuur d.d. 22.12.1714 blijkt dat Nicolaes van Naerden Vronestein van de baron huurde. Nicolaes overleed 20 april 1717 als "Den Heer Nicolaes van Naerden op Vronestein in 49 jaer zijns ouderdoms" (Utrechts Archief Jutphaas, index r.k. begraven 1716-1728).

Door vererving via het geslacht Van Scherpenzeel kwam het in 1742 in het bezit van Diderik Johan Heereman van Zuydtwijck. Mathias Alexander Heereman van Zuydtwijck verkocht Vronesteyn in 1850 aan Jan Willem Heijtink en Adrianus Johannes Baesjou; het huis werd in 1857 afgebroken (Bardet, Kastelenboek, p. 302).