In dit artikel wordt het onderwerp Wolter Robert van Hoëvell vanuit verschillende perspectieven en benaderingen behandeld. Wolter Robert van Hoëvell is een onderwerp dat van groot belang is in de huidige samenleving en dat veel discussie en interesse heeft gegenereerd in verschillende studiegebieden. Op deze pagina's worden de implicaties, impact en mogelijke oplossingen geanalyseerd, met als doel een alomvattende en complete visie op Wolter Robert van Hoëvell te bieden. Zowel de positieve aspecten als de uitdagingen die het met zich meebrengt, zullen worden onderzocht, waardoor de lezer een breed scala aan informatie krijgt waarmee hij dit onderwerp volledig kan begrijpen en er een geïnformeerde mening over kan vormen.
Wolter Robert van Hoëvell | ||||
---|---|---|---|---|
Algemene informatie | ||||
Volledige naam | Wolter Robert baron van Hoëvell | |||
Geboren | Deventer, 14 juli 1812 | |||
Overleden | Den Haag, 10 februari 1879 | |||
Titulatuur | dr. | |||
Politieke functies | ||||
1837-1848 | predikant te Batavia | |||
1849-1862 | lid Tweede Kamer der Staten-Generaal | |||
1862-† | lid Raad van State | |||
|
Wolter Robert baron van Hoëvell (Deventer, 14 juli 1812 – Den Haag, 10 februari 1879) was een Nederlands koloniaal hervormer en Indisch specialist van de liberalen in de Tweede Kamer.
Wolter Robert van Hoëvell was de zoon van G.W.W. baron van Hoëvell en E.L.I. van der Capellen, de nicht van de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië Godert van der Capellen (1816-1826). Van Hoëvell studeerde theologie aan de Groningen waar hij in 1836 promoveerde. In 1837 reisde hij naar Batavia (Nederland-Indië) waar hij predikant werd. Later werd hij belast met het beheer van de kerkelijke belangen in Nederlands-Indië.
In 1837 werd Van Hoëvell lid van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Een jaar later richtte hij samen met predikant S.A. Buddingh en directeur van de Landsdrukkerij in Batavia J.J. Brest van Kempen het Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië (oorspronkelijk: Tijdschrift voor Neêrland's Indië) op. Van 1841 tot 1849 was Van Hoëvell redacteur van dit tijdschrift. Hij verwierf zich een reputatie als strijder tegen de misstanden in de Oost. Dat een slavenverkoop ook in de Oost een weerzinwekkend vertoon was, toonde zijn novelle Eene slaven-vendutie (1853). Met zijn tweedelige Slaven en vrijen onder de Nederlandsche wet richtte Van Hoëvell zijn pijlen ook op de wantoestanden in de West. Naar genre schreef Van Hoëvell met dit werk een van de merkwaardigste boeken van de 19de eeuw. In het voorwoord noemt hij zichzelf een compilateur van berichten die hem van verschillende zijden zijn aangereikt. Hij kan slechts de Verslagen door de minister van Koloniën aan de Tweede Kamer noemen, omdat zijn informanten zich anders “aan tallooze onaangenaamheden” zouden blootstellen van de zijde van de tegenstanders van de slavenemancipatie. De stof die Van Hoëvell werd aangeboden, heeft hij gearrangeerd naargelang het hem uitkwam: sommige voorvallen zijn direct verhaald, andere samengevoegd tot één vertelling. Zijn boek is een mengeling geworden van essay, reisverslag, landenbeschrijving, fictioneel proza en pamflet. Er is geen uitvoeriger beschrijving bekend van de deplorabele staat waarin de 40.000 Surinaamse slaven van de eerste helft van de 19de eeuw verkeerden, van het optreden tegen de weglopers en van de patrouilles die werden georganiseerd om hen op te sporen.
Hij was van 1849 tot 1862 Tweede Kamer en daarna lid van de Raad van State.
Bronnen, noten en/of referenties
|