De wereld is vol mysteries en curiosa, en Beroepsbevolking is daarop geen uitzondering. Sinds onheuglijke tijden is Beroepsbevolking het onderwerp geweest van onderzoek, debat en speculatie. De invloed ervan strekt zich uit tot verschillende delen van de samenleving en roept zowel bewondering als intriges op. In dit artikel zullen we alles wat met Beroepsbevolking te maken heeft grondig onderzoeken, van de oorsprong tot de implicaties ervan vandaag. Het maakt niet uit of u een expert op dit gebied bent of gewoon nieuwsgierig bent om er meer over te leren, dit artikel neemt u mee in de fascinerende wereld van Beroepsbevolking.
De beroepsbevolking ofwel actieve bevolking zijn alle personen boven een bepaalde minimumleeftijd die gedurende een bepaalde periode arbeid aanbieden. Het bestaat uit een werkzaam en een werkloos deel. Dit is de internationale definitie zoals vastgesteld door de ILO, nationale definities specificeren deze nader. Zo is de minimumleeftijd in veel gevallen 15 jaar, maar ook wel lager.
In Nederland deelt het CBS anno 2022 de bevolking van 15 tot 75 jaar op in twee hoofdgroepen:
De bruto-arbeidsparticipatie is 'het aandeel van de (werkzame en werkloze) beroepsbevolking in de bevolking (beroeps- en niet-beroepsbevolking van 15 tot 75 jaar).'
De netto-arbeidsparticipatie is 'het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de bevolking (beroeps- en niet-beroepsbevolking van 15 tot 75 jaar).'
Tot 2015 hanteerde het CBS een 12-uursgrens in de definitie van "beroepsbevolking" en rekende daarin met de bevolking van 15 tot 65 jaar:
'Personen:
- die twaalf uur of meer per week betaald werken (werkzame beroepsbevolking (12-uursgrens)), of
- die geen betaald werk hebben of voor minder dan twaalf uur per week, recent naar werk voor twaalf uur of meer per week hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn (werkloze beroepsbevolking (12-uursgrens)).'
De beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking samen vormen de beroepsgeschikte bevolking.
De mate waarin de beroepsbevolking van een bepaald gebied actief is op de arbeidsmarkt, wordt participatiegraad genoemd.[bron?] De activiteit van de bevolking kan zowel betekenen, dat men een baan heeft of een baan zoekt.[bron?] Ook worden de begrippen deelnemingspercentage en activiteitsgraad gebruikt.[bron?]
De participatiegraad is gelijk aan het quotiënt van de beroepsbevolking en de beroepsgeschikte bevolking.[bron?]
De formule hiervoor is:
Tegen 2010 moet 70% van de bevolking tussen 15 en 67 jaar binnen de EU-lidstaten willen werken.[bron?]
De economische groei steunt voor een groot gedeelte op de participatiegraad, deze is bijna net zo belangrijk als de productiviteit.[bron?]
Aandeel van de beroepsbevolking werkzaam in de verschillende sectoren.[bron?] | ||
---|---|---|
Landbouw, bosbouw en visserij | Mijnbouw en industrie | Diensten |
■ Minder dan 5%
■ 5 - 10%
■ 10 - 15%
■ 15 - 25%
■ 25% of meer
|
■ minder dan 25%
■ 25 - 30%
■ 30 - 35%
■ 35 - 40%
■ 40% of meer
|
■ minder dan 40%
■ 40 - 50%
■ 50 - 60%
■ 60 - 70%
■ 70% of meer
|
Bronnen, noten en/of referenties
|