Het onderwerp van Abundantie (ecologie) heeft door de jaren heen grote belangstelling gewekt, zowel onder experts als bij het grote publiek. De relevantie van Abundantie (ecologie) in de huidige context kan niet over het hoofd worden gezien, aangezien het verschillende aspecten van het dagelijks leven beïnvloedt, van gezondheid tot politiek. Dit artikel heeft tot doel een complete en bijgewerkte visie op Abundantie (ecologie) te bieden, waarbij de implicaties ervan, de evolutie ervan in de loop van de tijd en de toekomstperspectieven die rond dit onderwerp worden voorzien, worden behandeld. Door middel van een gedetailleerde en rigoureuze analyse proberen we de lezer een duidelijk en verrijkend panorama te bieden waarmee hij het belang van Abundantie (ecologie) vandaag de dag volledig kan begrijpen.
Het begrip abundantie (talrijkheid) is in het vegetatiekundig onderzoek aan levensgemeenschappen een maat voor het voorkomen van soorten op een bepaalde oppervlakte of in een bepaald volume.
Als abundantiemaat kan gebruikt worden:
Om de abundantie van soorten in een landschap of landschapselement te schatten, kan gebruik worden gemaakt van de schaal van Tansley uit 1946, die gebruikmaakt van lettercodes.
In België en Nederland wordt vaak een vereenvoudigde vorm ervan gebruikt met de volgende indeling:
code | voorkomen van de soort |
---|---|
Z(eldzaam), R(are) of S(parse) |
slechts sporadisch met één enkele plant |
O(ccasioneel) | af en toe, hier en daar |
F(requent) | regelmatig |
LF | lokaal regelmatig |
A(bundant) | talrijk |
LA | lokaal talrijk |
CoDominant (CD) | overheersend, samen met een andere soort |
D(ominant) | overheersend over alle andere soorten |
LD | lokaal overheersend |
Bij vegetatieopnamen worden gewoonlijk andere maten voor abundantie gebruikt. Vaak wordt in homogene proefvlakken de abundantie en de bedekking gecombineerd geschat, zoals in de schaal van Braun-Blanquet en de afgeleiden daarvan.
Tansley | Braun-Blanquet, gecombineerde schatting | Numerieke transformatie | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
Symbool | Symbool | Bedekking | Abundantie | |||
Z/R/S | r | ≤ 1% | 1 individu | 1 | ||
+ | 2–5 individuen, aanwezig | 2 | ||||
O | 1 | ≤ 5% | 6–50 individuen, duidelijk aanwezig | 3 | ||
2m | > 50 individuen, sterk aanwezig | 4 | ||||
F | 2a | 5%–15% | - | 5 | ||
2b | 16%–25% | - | 6 | |||
A | 3 | 26%–50% | - | 7 | ||
4 | 51%–75% | - | 8 | |||
D/CD | 5 | 76%–100% | - | 9 |
Om een representatief beeld te krijgen van de vegetatie moet ten minste het minimumareaal worden onderzocht, dat is de minimale ruimte die een vegetatietype nodig heeft een om zich goed te kunnen ontwikkelen. Er zijn vuistregels voor de verschillende formaties, die verder ook afhankelijk zijn van de klimaatzone.
Minimumareaal | |
---|---|
formatie | minimaal |
grasland | 4 m² |
watervegetatie | 10 m² |
heide | 10 m² |
akkervegetatie | 20 m² |
bos en struweel | 100 m² |
Om te kunnen rekenen met de schattingen volgens Tansley of volgens Braun-Blanquet worden deze getransformeerd in een numerieke waarde.